Deze warmtegraad wordt bepaald door de constructie van de bougie.
De isolatorneus is het warmste gedeelte van de bougie. Die moet er immers voor zorgen dat de warmte, ontwikkeld door de ontstekingselektrode, op de juiste manier wordt afgevoerd. Door de grootte van deze isolatorneus te veranderen, krijgt de bougie een andere warmteoverdracht.
Het porselein van de isolator voert de warmte immers minder goed af als het metaal van het massa- lichaam. Dus door deze langer of korter te maken duurt het langer voordat de warmte goed afgevoerd wordt, wat uiteindelijk gebeurd door het massa- lichaam waarmee de bougie in de cilinderkop geschroefd zit.
Bougies zijn ook zelfreinigend. Hiervoor moet de temperatuur van de elektrode minstens 500 °C bedragen.
Bij deze temperatuur worden afzettingen van de bougie af gebrand. Lagere temperaturen zorgen voor een onzuivere ontsteking. Hierdoor zullen verbrandingsresten zich snel gaan vastzetten op en rond de elektrode. Deze resten zorgen dan weer voor lekstromen, die dan op hun beurt weer voor een slechte ontsteking gaan zorgen. Opgelet, te warm is dan ook weer niet goed. Immers, als de temperatuur van de elektrode boven de 850 °C stijgt, is er het risico op barstende isolatie en detonatie of voortijdige ontsteking.
(bovenstaande is kopie/paste)
Conclusie
-Een bougie moet heet genoeg worden om het mengsel goed te kunnen ontbranden en kool ervan ontbranden.
-een bougie mag niet gaan gloeien
(heb ooit te lage hittegraad in een nsr gedaan, gevolg was gat in de zuiger)
|