Brommerforum.nl - Print: Reply


Deze reply is gepost in de afdeling Main Forum in het onderwerp 'foto's minibike en digitale versnellingsshit...' (ID 3562).
De reply is geschreven door Rudy (UserID 655) op 21-4-02?18:54.

Algemeen technisch reglement

1. Algemene eisen betreffende minimotoren
2. Overbrengingsverhoudingen
3. Afmetingen
4. Draaiende delen
5. Uitlaat
6. Stuur
7. Kortsluitcontact
8. Kabels en leidingen
9. Voetsteunen
10. Remmen
11. Stroomlijnomhulling
12. Velgen
13. Banden
14. Nummering
15. Brandstoftank
16. Pluggen en filters
17. Cilinderboring
18. Brandstof en koelvloeistof
19. Uitrusting
20. Helmen
21. Kleding
Back
1. Algemene eisen betreffende minimotoren Onder een zelfbouwmotor verstaan we een minimotor met een zelfgebouwd frame (d.w.z. niet gehomologeerd) en welke voorzien is van een motorblok, dat niet voor competitie-doeleinden is ontworpen (tenzij zelf vervaardigd).

Eisen voor de zelfbouwklasse zijn een maximale cilinderinhoud van 70 cc met een maximale carburateurdoorlaat van 16 mm of een maximale cilinderinhoud van 50 cc met maximaal 20 mm carburateurdoorlaat.

Onder een fabrieksmotor verstaan we een gehomologeerde minimotor met een frame, wat niet mag worden gemodificeerd, en welke voorzien is van een motorblok met een maximum cilinderinhoud van 40 cc.
2. Overbrenigingsverhoudingen
Elke vorm van wisseling van de overbrengingsverhouding tijdens het rijden is verboden.
3. Afmetingen
De maximale afmetingen voor minimotoren bedragen:

- totale breedte : 500 mm
- totale lengte : 1000 mm
- totale hoogte : 500 mm (kuipruit niet meegerekend)

Op deze maten wordt een tolerantie van 2% gehanteerd t.b.v. (midi)motoren.
4. Draaiende delen
Bij minimotoren dienen alle draaiende delen en het deel van de aandrijfketting wat door de schoen van de rijder (in normale positie) geraakt kan worden, deugdelijk te worden afgeschermd.
5. Uitlaat
Uitlaatgassen dienen zodanig te worden afgevoerd dat zij niet de banden of de remmen bevuilen.

Bij een minimotor mag het uiteinde van de uitlaatpijp niet voorbij een verticaal getrokken lijn aan de achterzijde van de minimotor uitsteken.

Een geluiddempende inrichting moet op deugdelijke wijze aan de uitlaat zijn bevestigd, zulks ter beoordeling van het hoofd van de Technische Commissie.

Als dempingmateriaal mag geen gebruik worden gemaakt van los aangebrachte en ondeugdelijke hulpmiddelen zoals pannesponzen of iets dergelijks om bij de geluidsmeting het uitlaatgeluid te verminderen.

Het gebruik van rubber of kunststof hulpstukken om zo een betere demping te verkrijgen is verboden, tenzij de demper in zijn geheel uit kunststof is vervaardigd.
6. Stuur
De stuurinrichting van een minimotor moet te allen tijde naloop hebben. Dit betekent dat de doorgetrokken denkbeeldige as door het balhoofd de grond raakt voor het punt waar de band de grond raakt.

De stuurbreedte mag niet breder zijn dan 500 mm.

Open stuuruiteinden moeten voorzien zijn van afgesloten rubberen handgrepen.

Het voorwiel mag in geen enkele stand van het stuur de stroomlijnomhulling raken.

Er moeten permanente aanslagen, anders dan een stuurdemper, zijn aangebracht om bij een volledige stuuruitslag een minimale ruimte van 30 mm tussen het stuur, inclusief de hendels en de tank en/of framedelen te behouden. De minimale ruimte tussen het stuur, inclusief de hendels en stroomlijnomhulling moet 20 mm bedragen.

Stuurklemmen moeten zijn afgerond.

Koppeling- en remhendels moeten eindigen in een bolvorm die ??n geheel vormt met de hendel.

De lengte van de hendels vanaf het draaipunt tot aan de buitenzijde van de bol gemeten, mag niet buiten die van de handgrepen komen.
De gashendel dient zelfsluitend te zijn.
7. Kortsluitcontact
Iedere minimotor moet voorzien zijn van een kortsluitcontact (uitknop). Dit kortsluitcontact dient goed toegankelijk en duidelijk herkenbaar op ??n van de stuurgedeelten gemonteerd te zijn.
8. Kabels en leidingen
Kabel(s) van rem-, gas en koppelingsbediening mogen geen breuken vertonen en mogen niet knikkend zijn gemonteerd.

Hydraulische leidingen mogen geen externe beschadigingen vertonen.

Kabels en hydraulische leidingen dienen op een dusdanige wijze te zijn gemonteerd dat deze nooit in contact kunnen komen met een van de wielen of andere draaiende delen van een minimotor.

De leidingen mogen geen lekkage vertonen.
9. Voetsteunen
Voetsteunen mogen opklapbaar zijn indien voorzien van een veer-mechanisme dat er voor zorgt dat de voetsteunen automatisch in de normale stand terugkomen.

Voetsteunen mogen aan het uiteinde niet opzettelijk worden verscherpt en moeten zo stomp mogelijk zijn.
10. Remmen
Minimotoren moeten zijn voorzien van tenminste een goed werkende voor- en achterrem die bij gebruik onafhankelijk van elkaar moeten werken.

Trommelremmen waarbij de remtrommel rechtstreeks in contact staat met de binnenband zijn verboden.
11. Stroomlijnomhulling
Een stroomlijnomhulling is niet verplicht. Indien een stroomlijnomhulling is gemonteerd mag deze het voorwiel in geen enkele stand van het stuur raken.

Spatborden dienen zoveel mogelijk de contouren van het wiel te volgen, mogen niet smaller zijn dan de band en dienen geen scherpe punten te hebben.

Het gebruik van een voorspatbord is verplicht, tenzij een stroomlijnomhulling aanwezig is die de functie van het spatbord overneemt.
12. Velgen
De velgen mogen niet zijn vervormd of beschadigd.
13. Banden
De banden moeten zijn gemonteerd op een velg van een geschikt type en afmeting.

De bandenkeus en het bandenprofiel is vrij en derhalve voor de volledige verantwoordelijkheid van de rijder.
In het loopvlak van een slickband (profielloos) moeten tenminste 3 gaatjes op een afstand van 120 graden onderling zijn aangebracht door de fabrikant, zodat de loopvlakslijtage kan worden gemeten.

Er mag met de hand worden gesneden. Dit gebeurt voor eigen risico. De offici?le slijtage markeringsdiepte mag hierbij niet worden overschreden en moet zichtbaar blijven.

Voor een slickband geldt dat, indien voor de aanvang van een training of wedstrijd er 2 of meer gaatjes zijn weggesleten, de band niet meer mag worden gebruikt.

Voor een profielband geldt dat, indien voor de aanvang van een training of wedstrijd over 50% van de breedte van de band geen profiel meer aanwezig is, de band niet meer mag worden gebruikt.

Het loopvlak van een nieuwe band mag worden opgeruwd. De regels ter controle blijven van kracht.

De minimum ruimte tussen een band, op zijn hoogste punt, en een vast deel van de minimotor bedraagt 5 mm.

Ventielen moeten bij voorkeur zijn voorzien van metalen ventieldoppen.

Het gebruik van compoundverzachtende middelen is verboden.
14. Nummering
Elke minimotor moet op 3 zijden zijn voorzien van een rijdersnummer. Een voorop in het midden, een links en een rechts.

Deze nummers moeten duidelijk zichtbaar zijn. De nummers mogen niet worden afgedekt door delen van de minimotor of berijder in normale positie.

De minimale cijferhoogte is 90 mm aan de voorkant en 55mm aan de zijkanten. De minimale breedte is 40 mm. De achtergrond moet aan de voorkant minimaal 110 mm hoog en 140 mm breed zijn. De achtergrond aan de zijkanten moet minimaal 75 mm hoog zijn.

Kleuren voor nummers en achtergronden:

Klasse nummer (RAL kleurnr.) achtergrond (RAL kleurnr.)
Junior B wit (9010) rood (3020)
Junior A zwart (9005) geel (1003)
Fabrieks standaard zwart (9005) wit (9010)
Fabrieks modified wit (9010) donkerblauw (5010)
Zelfbouw wit (9010) donkergroen (6002)
Alle andere nummers of tekens op een minimotor die tot verwarring met het rijdersnummer kunnen leiden, zijn niet toegestaan.
15. Brandstoftank
Brandstoftanks als onderdeel van het zitje en/of andere extra tanks zijn verboden.
De vorm van de brandstoftank of cover moet een geheel vormen met de algehele vorm van de minimotor.
De brandstoftank moet met minimaal een bout te zijn bevestigd aan het frame.
Indien een ontluchtingsslang wordt toegepast moet deze uitmonden in een reservoir van benzinebestendig materiaal.
De vuldop van de brandstoftank moet lekvrij zijn. Deze moet zodanig zijn, dat losraken tijdens rijden of bij een val wordt voorkomen.
Een afsluitbare benzinekraan is verplicht.
16. Pluggen en filters
Een inlaatfilter en/of filterhuis is verplicht.

Alle olie- en aftappluggen, evenals afdichtdoppen van oli?n of waterkanalen, externe filters en filterdeksels dienen deugdelijk en overtuigend tegen loslopen te zijn geborgd.
17. Cilinderboring
De boring mag worden vergroot voor zover de maximale inhoud van de klasse daardoor niet wordt overschreden.
18. Brandstof en koelvloeistof
Alleen benzine die verkrijgbaar is bij offici?le openbare benzinestations is toegestaan. Loodvrij is verplicht.
Aan de benzine mag uitsluitend mengsmeringsolie worden toegevoegd, dus geen octaan verhogende middelen.
Het gebruik van koelvloeistof anders dan water is verboden.
Als toevoeging mag ter bescherming van metalen delen en als smeermiddel voor de waterpomp maximaal 2% boorolie worden toegevoegd.
19. Uitrusting
Het niet nakomen van onderstaande regels met betrekking tot de uitrusting heeft uitsluiting voor de training of wedstrijd tot gevolg.
20. Helmen
Een integraalhelm is verplicht.

Helmen moeten minimaal ECE 22-03, ECE 22-04 of ECE 22-05 (goedkeuringsnorm) gehomologeerd zijn.
Alleen helmen met een kinband als retentiesysteem zijn toegestaan.
De helm moet in een goede staat zijn, op het moment dat deze ter keuring wordt aangeboden, vooropgesteld dat de helm tevens voldoet aan de andere eisen zoals gesteld in dit reglement.
Vizieren, brillenglazen, de kinband en hun sluiting, mogen niet zijn beschadigd of bekrast.
Het gebruik van een kincup op de kinband is verboden.
De helm moet een goede pasvorm hebben op het hoofd van de deelnemer. De keurmeester zal zich van de pasvorm kunnen overtuigen. Daarbij mag de gesloten kinband niet over de kin getrokken worden en mag de helm, ook niet met enige kracht naar voorwaartse of achterwaartse richting van het hoofd gekanteld kunnen worden.
Indien naar oordeel van de keurmeester aan de helm een defect wordt waargenomen of als de helm na een val is beschadigd wordt deze genoteerd en mag de helm niet meer voor wedstrijdgebruik worden aangewend.
Iedere deelnemer is verplicht oogbescherming te dragen.
Onder oogbescherming wordt verstaan, een helmvizier, dus ook voor brildragers dus vizier dicht).
Het vizier mag niet een geheel vormen met de helm.
Het vizier en/of brillenglazen moeten van een splinterbestendig en krasvast materiaal zijn vervaardigd.
Gedurende de training en de wedstrijd moeten deelnemers, zodra zij op de motor zitten om aan de training of de wedstrijd te gaan deelnemen, een goed bevestigde, beschermende en in goede staat verkerende helm dragen, welke moet voldoen aan de eisen zoals gesteld in de punten 20.1 t/m 20.12.
21. Kleding
Tijdens de training en de wedstrijd moeten de deelnemers kleding en schoeisel dragen, welke in een goede staat dienen te zijn en tevens voldoen aan de eisen zoals gesteld.
Lederen kleding wordt sterk aangeraden, andere kleding moet een- delig en van een slijtvast materiaal zijn gemaakt. Lederen stukken op billen, heupen, ellebogen en schouders worden sterk aangeraden.
Elke deelnemer is verplicht schokabsorberende protectie voor ellebogen, schouders en rug, die tevens de onderrug beschermd, te dragen; dit kan verwerkt zijn in een racepak.
Kunststoffen die door hetzij verhitting, hetzij door het in contact komen met brandstof kunnen smelten, zijn noch voor de voering van het pak, noch voor de onderkleding toegestaan.
Het schoeisel van de rijder moet van leer of van ander goedgekeurd materiaal zijn. Tevens moet het bescherming bieden aan de enkels van de rijder. Indien veters aanwezig zijn, moeten zij worden afgeplakt (dus hoge schoenen verplicht!).
Deelnemers moeten lederen handschoenen dragen.
Deelnemers zijn verplicht kniebeschermers te dragen. Als alternatief mogen "kneesliders" zijn bevestigd, zij het dat deze de functie van de kniebeschermer volledig moeten overnemen.
Lange haren dienen om veiligheidsredenen op een dusdanige wijze te worden gedragen, dat zijn niet onder de helm uitkomen (wapperen). Sjaaltjes zijn niet toegestaan.

(beetje lang)

[This message is edited by rudy on 21-4-02 19:00]


Copyright © 2000 - 2016 - All rights reserved